Bakstenen, en andere keramische bouwmaterialen
(dakpannen, dak- en vloertegels, keramische buizen, decoratieve onderdelen
en terracotta,...) vormden in grote delen van Europa gedurende eeuwen
het belangrijkste bouwmateriaal voor huizen, kerken en openbare gebouwen,
bruggen en viaducten, en tal van andere bouwwerken.
Het vormen van en bakken van klei
was reeds door de Romeinen gekend, en de kennis werd door hen in heel
het Romeinse Rijk verspreid. Maar na de val van Rome geraakte de techniek
grotendeels verloren - om vanaf de 11e eeuw terug uitgevonden te worden.
Het dichtbevolkte Graafschap Vlaanderen, dat niet over natuursteen
beschikte, was één van de eerste regio's om baksteen
en dakpannen opnieuw aan te wenden voor de bouw van kerken en abdijen.
Deze laatste, en de handelsroutes die doorheen Vlaanderen liepen,
speelden een duidelijke rol bij de verspreiding van de technologie
en van het gebruik van baksteen en dakpannen als bouwmaterialen.
In alle Europese regio's waar goede
klei beschikbaar was werden al dra bakstenen en tegels vervaardigd.
Bakstenen werden vanaf de middeleeuwen verhandeld tussen vorstendommen
en landstreken. Ze werden per schip vervoerd, als ballast of. als
handelsgoederen. Bakstenen uit Vlaanderen en de Nederlanden werden
zelfs Amerika verhandeld. De nieuwe baksteentechnologie verspreidde
zich vanuit Europa naar andere continenten.
Vanaf de middeleeuwen werden onmeetbare
hoeveelheden klei uitgegraven, gevormd, gedroogd, gebakken en verwerkt
in gebouwen en andere constructies. De kleinijverheid gaf vorm aan
het uitzicht van grote delen van Europa: de littekens en gaten van
de uitgravingen die zich vaak ontwikkelden tot boeiende natuurgebieden,
de impressionante resten van oude steen- en pannenbakkerijen, en uiteraard
ook de bakstenen gebouwen in onze steden en dorpen. Al deze relicten
getuigen van een belangrijke economische, technische en menselijke
geschiedenis.