logo emabb

 

Schep

 
Schep is in de Rupelstreek de benaming voor paardenstoofvlees, en wordt gegeten met een mosterd en brood of frieten. Het liefst van al met een pint bier. Het is een gerecht dat gemakkelijk te serveren valt en daardoor uiterst geschikt voor kermissen en teerfeesten van verenigingen. De benaming komt waarschijnlijk van de wijze van verdelen: een schep (de oudste reclames gewagen steeds van een schep in plaats van het huidige kortere schep.

Schep, zoals we dat nu nog kennen, is geen typisch Rupelstreeks verschijnsel, bijvoorbeeld ook te Willebroek en Vilvoorde kent men tegenwoordig deze lekkernij nog. Bij deze laatsten is dat te wijten aan de Vaart Rupel-Brussel waar de schepen met paarden werden getrokken. Eens de paarden versleten, werden ze opgegeten.

Het vooral de paarden van de steenbakkerijen die na hun dienst in de pot eindigden. Trouwens Niel kende van 1870 tot 1875 een vroege jaarmarkt met Beloken Pasen om de versleten paarden van de steenbakkerijen te verkopen en verse aan te schaffen. Oorspronkelijk, tot einde negentiende eeuw en zelfs nog later werden paarden nooit gegeten. Het paard gold in de Germaanse mythologie immers als een heilig dier en bijgevolg ongeschikt voor consumptie. Paarden werden daarom begraven, op een verloren stuk land, een zogenaamd Peerdenkerkhof. Elke gemeente bezat zulk kerkhof.

Vermits de oudste vermelding van schep in Niel (tot nog toe) dateert uit 1923 vermoeden we dat dit gerecht werd ingevoerd na WO I. Daarvoor serveerde men in de herbergen tijdens de kermis patafrit met bifsteek, pistolets met kaas en hesp, mosselen en vis in het zuur, maar geen schep. Gedwongen door de armoede op de steenbakkerijen en waarschijnlijk als gevolg van de oorlog zag men uiteindelijk af van het grote taboe op paardenvlees. Gerechten met schep geleverd door peirenteussers kwamen in de mode.

Reklame voor 'schep', Niel Jaarmarkt 1923

 

 

Bron: Het Wiel. Tijdschrift voor de Geschiedenis van de Rupelstreek en Klein-Brabant. Jaarboek 2001.